zaterdag 14 juni 2014

Een salto van de silo


De molens draaiden overuren, om al het meel te malen waarmee de silo op de boulevard gevuld moest worden. Ondertussen is het dringen bij het winkeltje onder aan de silo.

De silo is hét centrale punt waar de mensen met hun emmertje om meel kunnen. 'Doe er wat op als het waait, want er kan een straf windje staan hier aan de wurf!' aldus de man met de bolknak, de lokale exploitant van de silo, die met wurf blijkbaar de boulevard bedoelt. 'Ja, het loopt hier storm, en je wil toch ook geen zand in je meel hebben, uit de zeereep vandaan. Dat knarst zo tussen je tanden. Hoewel, het schuurt ook de maag, heb ik me laten vertellen, en da's weer goed voor de spijsvertering. Maar toch, mensen, ik adviseer u, als u hierheen komt, neem een dekkelesje mee.' Daar bedoelt de goede man natuurlijk die deksel mee die je op je emmer moet doen. 'Het wordt hier een feest, straks met die duikplank, dat als je hier dan onder aan de silo bij het winkeltje staat, dat er dan een salto door de lucht gedraaid wordt, heel hoog, een salto van de silo. Ja, dat zal nog voor heel wat luchtverplaatsing gaan zorgen. Ook daarom, beste mensen, vergeet je dekkelesje niet mee te nemen!' Hij bedoelt weer die deksel. 'Veel last van opspattend water zal je niet hebben, als de duiker in kwestie de zae beroert.' Zae is het lokale woord voor zee, heb ik van de omstanders begrepen. Maar verder is de man goed te volgen. Ze hebben dat oude taaltje dat hier vroeger gesproken werd er goed bij hem uit geslagen. En nu de oude toren door de silo vervangen is, zal hij ook de rest van die goeie ouwe tijd wel gauw vergeten zijn. Dat is met het oude politiebureau gelukt, waar een moderne Albert Heijn voor in de plaats gekomen is, en met het gast- en weeshuis, waar hippe bejaardenwoningen voor teruggekomen zijn. Ja, er is wat loos in dat dorp.

De man met de bolknak, in het winkeltje onder aan de silo.

Het voordeel van zo'n silo is wel, dat je er nog wat aan hebt ook. Want, zoals gezegd: het loopt storm. Ja, ze hebben zelfs speltmeel, heb ik me laten vertellen, ook al zo'n rage. Er staat een dikke rij voor het winkeltje. 'Je mot een nummertje trekken!' hoor ik een oudere dame met een knot roepen als ik langs de rij loop. Met mot zal zij moet bedoelen. Net als bij de uitbater van de silo, de man met de bolknak, mankeert er bijna niets meer aan haar spraak.

De ambtenaren hebben hun werk goed gedaan. Het zal wat zweetdruppels gekost hebben, maar waar ze op hebben zitten broeden, is uitgekomen: het ei van Columbus. De silo aan de boulevard van Katwijk aan Zee is inmiddels een toeristische attractie van jewelste geworden. De rij voor het winkeltje onder aan de silo zigzagt zich om de kerk en om het waterkunstwerk daarachter, door de Princestraat de boulevard op bij het hotel met de twee vlaggen hoog in de lucht, dan noordover – je blijft daar op de stoep aan de kant van het dorp – tot aan de watering, de uitloper van de Oude Rijn, en nog verder, de parkeerplaats bij de Noordduinen op, om dan weer via de smalle engte van de weg over de watering, via de stoep, maar nu aan de zeekant van de boulevard, terug te slingeren, langs de silo en dan om de vuurtoren heen en dan weer terug over de stoep aan de dorpskant tot bijna bij de silo zelf. Dat is handig als je bij de silo aankomt en een nummertje moet trekken, want je kan gelijk in de rij aansluiten. Het einde van de rij bevindt zich namelijk iets ten zuiden van de silo, ongeveer ter hoogte van het huis van de dominee. Je sluit aan, of je wil of niet, want je wil dat meel, dat wereldberoemde en wereldvermaarde meel van Katwijk Meel NV. Niet wetende dat je voor je bij het winkeltje onder aan de silo bent – je ziet het winkeltje en de mensen die vooraan staan gewoon vanaf je achterste plaats in de rij die je inmiddels ingenomen hebt, dat is nog het ergste – niet wetende dus, dat je dan die hele zigzagroute nog moet afleggen om de kerk en om het waterkunstwerk daarachter, door de Princestraat de boulevard op bij het hotel met de twee vlaggen hoog in de lucht, dan noordover – je blijft daar op de stoep aan de kant van het dorp – tot aan de watering, de uitloper van de Oude Rijn, en nog verder, de parkeerplaats bij de Noordduinen op, om dan weer via de smalle engte van de weg over de watering, via de stoep, maar nu aan de zeekant van de boulevard, terug te slingeren, langs de silo en dan om de vuurtoren heen en dan weer terug over de stoep aan de dorpskant tot bijna bij de silo zelf.
Het geduld van de mensen, ja, je kunt je er geen voorstelling van maken. Geen onvertogen woord, komt er uit de rij. Neen, de opgetogenheid die zich hier van de mensen heeft meester gemaakt is ongekend. De blijheid die er van de gezichten straalt, telkens als er weer zo'n salto van de silo gemaakt wordt...

Wat? Ja? Want ja, ondertussen is de duikplank dan ook nog in gebruik genomen. Het zijn een stelletje doortastende ambtenaren hier in het dorp. Ze laten er geen gras over groeien. Na de silo is daar plotsklaps ook de hoogste en langste duikplank van Europa!

De lucht van zweet verried al hoe warm het binnen was. Ik haastte mij de trappen van het gemeentehuis op en de deuren zwaaiden open. 'Wat is hier allemaal loos? Vanwaar die haast?' vroeg ik het groepje ambtenaren dat had zitten broeden op de duikplank. 'Jullie hebben het al zo druk met van alles en nog wat. Er is soms geen touw meer aan vast te knopen waar jullie allemaal mee bezig zijn. Van het Cultuurhuis tot de knip in de Tramstraat. Grandioos gewoon. En jullie weten waar je het voor doet allemaal. Da's nog het mooiste. Voor de mensen!'
De ambtenaren namen me mee naar een zaal van het gemeente huis en zetten de beamer aan. 'Nou begrijp ik waarom jullie zo zweten.'
Wel gewend aan dit soort opmerkingen stak de ambtenaar van wal. 'Kijk, u moet het zo zien. Door het almaar stijgende zeewater wordt een salto van de duikplank steeds korter.' Met salto bedoelde hij de boog die de duiker aflegt. 'Kijk, nu is die salto nog zo'n driehonderd meter, maar over enige tijd, precies weten doen we dat niet, dat is aan de mensen die er verstand van hebben, maar, zoals gezegd, over enige tijd, als het water hoger komt, kan die afstand zomaar vijftig meter minder zijn. Dat ziet u op het volgende plaatje, waarop de duiker veel sneller het wateroppervlak raakt dan op het eerste plaatje.'

Door het stijgende zeewater is de duiksprong op het rechterplaatje
50 meter korter dan op het linkerplaatje.

Ik was verbijsterd. 'Dus vandaar die haast?'
'Vandaar die haast. Wij ambtenaren gunnen de mensen hun pleziertjes. Want bij meel alleen kunnen ze niet leven. En, beste man, wij staan niet stil, wij zijn alweer op een volgend plan aan het broeden. De ruimte tussen de silo en de plek waar de duiker het water beroert, daar zullen straks schapen grazen, honderden, wat zeg ik, duizenden schapen.' Schapen? Mij schoot meteen dat gezegde van de broeders en de hoeders te binnen. Maar de ambtenaar nam rustig de tijd en ging verder met zijn verhaal: 'Er is daar in de afgelopen tijd met de opwerping van de kustverdedigingswerken, de zogeheten 'dijk in duin', een enorm begrazingsgebied ontstaan. De schapen die wij daar straks zullen inzetten, leveren de wol, voor als het 's winters koud is en, niet onbelangrijk, zij zijn de laatste vertegenwoordigers van de zogenoemde 'blatende aa' die hier van oudsher gesproken werd en die klonk als een lange è.* Met deze uitleg, genoeg voor een avondvullend programma, verliet ik het gemeentehuis.

* 'Blatende aa' is een term van de taalkundige Johan Winkler (1840-1916), die de Katwijkse ae al in de 19e eeuw zo aanduidde.

1 opmerking:

  1. Op Scheveningen hebben al zo'n loopplank : de Pier !
    Hij is alleen al een tijdje dicht.
    En bij die dijk in duin kunnen niet alleen schapen ook ( heilige ) koeien gestald worden ..

    BeantwoordenVerwijderen