|
Aaltje Schaap (11 augustus 1896 - 26 april 1976) en Jacob van Duijn (16 juni 1898 - 20 febuari 1918). |
M'n oma van vaderskant met haar eerste man.
Hoe ze in de camera kijken. Zij met die verliefde, verwachtingsvolle blik, minzaam, hij stoer voor zich uit, een hand op haar schouder. Je moest er helemaal voor naar Leiden, naar de Haarlemmerstraat, schemert er door op de rand van de foto. Nummer 47. Zat daar een fotograaf? Ze heeft zich er mooi voor aangekleed, een wrong in haar haar, een ketting om en een riem met een grote, vierkante gesp. Hij een pet op en in de nog vrije hand een sigaar.
Ze trouwden op 20 december 1917. Ergens daarvoor zal de foto gemaakt zijn, waarschijnlijk toen ze verloofden.
Het huwelijk van Aaltje en Jacob duurde twee maanden. In het Leidsch Dagblad van 1 maart 1918 lezen we dat de YM 242 'Adriana Johanna' waarop Jacob voer als matroos, in de vroege morgen van woensdag 27 februari op een mijn liep. Zoon Jacob (de halfbroer van mijn vader uit het vorige bericht) werd een maand later geboren, op 27 maart 1918.
|
Leidsch Dagblad, 1 maart 1918. |
Volgens een bericht in de Leidsche Courant is de ramp met de YM 242 echter al een week eerder gebeurd, op woensdag 20 februari. Kranten schrijven elkaar over. Dit is ook te lezen in een verklaring aan de Inspectie voor de Scheepvaart van schipper J. Vink van de YM 178 'Nora', die het ongeluk heeft 'zien' gebeuren. Uit een verklaring aan dezelfde inspectie van reder J. van Beelen wordt duidelijk dat de Adriana Johanna 'voor het laatst is uitgevaren' op de maandag daarvoor.
|
Verklaring van schipper J. Vink van de YM 178 'Nora' van 20 februari 1918.* |
|
Verklaring van reder J. van Beelen van 11 maart 1918. |
Met dank aan Jan van Welie en Jan Sneijders voor de laatste informatie.
*Tekst van de verklaring, waarin een enkele spelfout stilzwijgend is verbeterd: [...] Bij een stijve bries met lichte sneeuw, buien, werden wij vanmorgen om 7 uur door de wacht gewaarschuwd dat een vaartuig op een mijn liep. Wij hebben onmiddellijk het net ingehaald en hebben ons naar die plaats begeven. Daar gekomen zagen wij behalve wat wrakhout een sloep vol water met een man erin die ons toeriep. Wij wierpen hem een lijn toe met de reddingsboei eraan, die hij beetpakte. Wij haalden hem naar ons toe maar met optrekken langs het schip liet hij zich los en verdween in de diepte. Toen hebben wij dadelijk onze sloep buiten gegooid en zijn naar die plaats geroeid maar we hebben niets meer gezien. De sloep was gemerkt Y.M. 242. [...]