zondag 29 augustus 2021

De boomhut, nog even in z'n volle glorie!

Voor de tekenaars en architecten onder ons: zo doe je dat dus, op het oog, zoals ze vroeger een bomschuit bouwden, of een andere boot.

zaterdag 28 augustus 2021

Een boomhut, nauwelijks van echt te onderscheiden


Als je maar lang genoeg vraagt, het maar zo lang mogelijk onder de aandacht weet te brengen, komt-ie er wel, die boomhut. Op vier stammetjes maar liefst en helemaal uit de wind en uit de regen, wat wil je nog meer. Dat je er maar lang plezier van mag hebben!

Met zus Petra als de behanger en dochter Marjolein als de schroevendraaier.


Alleen de raampjes nog.

donderdag 19 augustus 2021

Reizen met Charley van John Steinbeck

Na het dikke boek van Geert Mak, Reizen zonder John, moest ik natuurlijk ook Reizen met Charley lezen, waar het dikke boek op gebaseerd is. In 2010 deden Geert Mak en zijn vrouw de reis van John Steinbeck en zijn hond nog eens opnieuw, precies vijftig jaar later. Om te zien hoe Amerika veranderd was. Net als Steinbeck dat gedaan had. Steinbeck reist 'van Long Island naar de Pacific en via Texas en het diepe zuiden terug naar New York. Hij reist met een speciaal voor deze reis gebouwde camper, de Rocinante, via kleine stadjes en groeiende steden naar schitterende oases in de wildernis en doet uitgebreid verslag van de obsessies en eigenaardigheden van de Amerikanen die hij onderweg tegenkomt.'* Wat dat boek zo bijzonder maakt, is zijn reisgenoot, een Franse poedel. De gesprekken die Steinbeck met hem voert. Gedurende de reis, ook al duurt die nog geen jaar, voel je Charley ouder worden, misschien is het de vermoeidheid, en dan is het de oude baas tegen de oude hond, en andersom, in al zijn aandoenlijkheid, zoals wanneer Charley de camper uit loopt en niet terugkomt en zijn baas hem gaat zoeken:

Charley was niet teruggekomen. Ik deed de deur open, floot hem en kreeg geen reactie. Dat bracht me terug tot de werkelijkheid. Ik greep mijn zaklantaarn en richtte zijn doordringende straal op de canyon. Het licht flitste op in twee ogen op zo'n vijftig meter afstand. Ik rende het pad op en trof hem starend in de ruimte aan, net zoals ik had gedaan.

'Wat is er, Charley, ben je niet in orde?'
Zijn staart wuifde langzaam zijn antwoorden. 'Ja, hoor. Het gaat prima, geloof ik.'
'Waarom kwam je niet toen ik je floot?' 
'Ik heb je niet horen fluiten.' 
'Waar staar je naar?' 
'Weet ik niet. Naar niks, denk ik.' 
'Nou, wil je niets eten dan?' 
'Ik heb niet echt honger. Maar ik zal wel doen alsof.' 
In de hut liet hij zich op de grond vallen en legde zijn kin op zijn poten. 
'Kom op bed liggen, Charley. Laten we ons samen ellendig voelen.' Hij gehoorzaamde, maar zonder enthousiasme, en ik woelde met mijn vingers door zijn kuif en achter zijn oren zoals hij lekker vindt. 'Hoe is dat?' 
Hij draaide zijn kop. 'Iets meer naar links. Ja, daar.' 
'We zouden armzalige ontdekkingsreizigers zijn. Een paar dagen van huis en we hebben al medelijden met onszelf. De eerste blanke die hier kwam – ik geloof dat hij Narváez heette en ik meen dat zijn uitstapje zes jaar duurde. Schuif eens op. Ik zal het opzoeken. Nee, het duurde acht jaar – 1528 tot 1536. En Narváez zelf heeft het niet tot hier gehaald. Vier van zijn mannen wel. Ik vraag me af of zij ooit medelijden met zichzelf hadden. Wij zijn slap, Charley. Misschien is het tijd voor wat hoffelijkheid. Wanneer ben je jarig?' 
'Weet ik niet. Misschien net als een paard, op 1 januari?' 
'Zou het vandaag kunnen zijn?' 
'Wie weet?' 
'Ik zou een taart voor je kunnen bakken. Wel met cakemix, want dat is het enige wat ik heb. Maar met genoeg stroop en een kaarsje erbovenop.' 
Charley bekeek de operatie met lichte belangstelling. Zijn malle staart hield een subtiel gesprek. 'Iedereen die je een verjaardagstaart voor een hond zou zien maken waarvan hij niet eens weet of hij jarig is, zou denken dat je van lotje getikt was.' 
'Als je met die staart van je niet netter kunt spreken dan zo, is het misschien maar goed dat je niet kunt praten.' 
Hij lukte vrij goed: vier lagen cake met stroop ertussen en een stompje van een mijnwerkerskaars erbovenop. Ik dronk op Charleys gezondheid met pure whisky terwijl hij at en de stroop oplikte. En toen voelden we ons allebei beter. Denk dan eens aan die groep van Narváez – acht jaar. In die tijd bestonden er nog echte mannen. 
Charley likte de stroop van zijn snor. 'Waarom ben je zo melancholiek?' 
'Omdat ik niets meer zie. Als dat je overkomt, denk je dat je nooit meer iets zult zien.' 
Hij stond op en rekte zich uit, eerst zijn voorpoten en daarna zijn achterlijf. 'Laten we een stukje de heuvel op lopen,' stelde hij voor. 'Misschien begin je weer iets te zien.' 
We inspecteerden de berg gebroken whiskyflessen en liepen daarna verder over het pad. De droge, bevroren lucht kwam in pluimpjes rook uit ons naar buiten. Een vrij groot beest sprong de heuvel vol gebroken stenen op, of misschien een klein beest en een grote kleine lawine. 
'Wat was dat volgens jouw neus?' 
'Niet iets wat ik herken. Een soort muskusachtige geur. En ook niet iets waar ik achteraan ga.'  
De nacht was zo donker dat hij doorgeprikt was met vurige spikkels. Mijn licht werd beantwoord door een flits op de steile, rotsachtige oever. Ik klom er stuntelig uitglijdend heen, raakte de echo van licht kwijt en vond hem weer, een klein, net gespleten steentje met een stukje mica erin; geen fortuin maar een mooi ding om te hebben. Ik stopte het in mijn zak en we gingen slapen. 

Wat is dat toch met boeken met honden?  

* Tekst op de omslag van John Steinbeck, Reizen met Charley. Een zoektocht naar Amerika. Vert. door Tineke Funhoff. 12e druk. [Amsterdam]: Olympus, 2019.
** Ibidem pp. 203-205.

vrijdag 13 augustus 2021

Het begon met een loopoor


Binnenkort ga ik naar de kno-arts van het ziekenhuis, omdat ik doof ben aan mijn rechteroor en voor mijn linkeroor ondertussen misschien wel een gehoorapparaat nodig heb. Ik zeg steeds vaker 'hè'.

Lange tijd dacht ik dat ik sinds mijn tiende, elfde of twaalfde doof was aan dat rechteroor. Later dacht ik dat het rond mijn achtste geweest moest zijn, dat ik niets meer hoorde met dat oor. Sinds zondag weet ik dat ik vijfenhalf was toen het gebeurde. Dat kwam zo.

Mijn moeder vertelde dat ze zich herinnerde dat het zomer was en dat we op het platte dak waren – het huis waar we woonden had een omheind plat dak waar je door een deur in de dakkapel op kon komen –, met mijn zus, die toen anderhalf was – we schelen vier jaar –, toen er iets bruins uit mijn oor kwam. Dat was een loopoor. Ik had een gaatje in mijn trommelvlies waar het spul uit kwam. Ik vertelde het verhaal aan mijn zus en die vertelde dat ze een foto in haar fotoboek had waarop we samen op een fauteuil in de woonkamer zitten en ik met een pleister op mijn oor. Ik kende de foto niet. Het onderschrift geeft ondubbelzinnig de tijd aan: zomer 1967.

Ik heb altijd begrepen dat er een huisarts langskwam, Hueting, volgens mijn moeder was het Den Dulk, die te sterke bruisdruppels voorschreef en dat daardoor (toen pas) mijn trommelvlies klapte. Er volgden twee operaties in het Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL), om mijn trommelvlies te repareren, maar dat lukte niet. De artsen kregen ruzie boven mijn hoofd. Ze hebben toen mijn oor maar gauw dichtgemaakt. Daardoor zitten hamer, aambeeld en stijgbeugel aan elkaar verkleefd, waardoor ik helemaal niks meer hoor, met dat oor.

Mijn moeder zei: 'Dan kan je dat vertellen als je straks in het ziekenhuis komt.'

vrijdag 6 augustus 2021

nijntje an zae

Na het woordenboek mochten we weer buiten spelen, op strand dit keer. Al vroeg ook deze tekst wel even serieus de aandacht. Elk woordje, elk lettertje is gewogen.

nijntje an zae is vanaf 25 september overal verkrijgbaar.

De vertaling is van Jaap van der Marel en Leendert de Vink.

Meer informatie is te vinden onder deze link.

maandag 2 augustus 2021

Herman van Veen in Carré

Vroeger werd gezongen en gefloten in de straat,
had de slagersjongen nog een opera paraat,
de metselaar kon zingend op de steiger staan,
de melkboer lengde fluitend zijn melk een beetje aan.*

Je moet maar durven, in een zaal vol mensen, allemaal twee keer gevaccineerd.

Al twee keer uitgesteld, van november naar maart en nu, zaterdag 31 juli, in de 564ste voorstelling (Toon Hermans al lang en lang voorbij), in al die tijd ook nog van naam veranderd, van 75 'Dat kun je wel zien dat is hij' naar 76 'Dat kun je wel zien dat is hij'. Een jaartje ouder, maar je merkt er niets van. Dat springt en danst. Als altijd groots, in alles, alle liedjes, sketches, zoveel positiviteit, poëzie, samengebald in anderhalf uur – we moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.** Als in een cocon gevangen, zo zaten we daar, in een tijdreis van de jaren zestig tot nu. En die stem... van 'Anne' tot 'Suzanne' en van 'Onder aan de dijk' tot 'Liefde van later' en 'Moenie weggaan nie', niet te evenaren.

En die stem...



* Uit: 'Hilversum 3' van Herman van Veen.
** Uit: 'Opzij, opzij, opzij' van Herman van Veen.