Het hoorde bij de zomer, gebakken vis, op zaterdag. Zooitjesvis. Sliptong. Altijd veel en overdadig. M'n vader had z'n adresjes, of het 'schoolschip'*, waar hij ze vandaan had. En andere vis. Soms een wolf, en schol natuurlijk, in de tijd dat ze lekker dik waren, en rooie poon. Die werden ook gekookt. En ook een keer een rog. Dat werd dan allemaal weer doorverkocht, een heel notitieboekje hield hij bij, allemaal telefoonnummers. Z'n handeltje op zaterdagochtend. Maar wij hadden de sliptong, of de kabeljauw. Later in de middag.
Van de sliptong plakte hij er twee op elkaar. Omdat ze zo klein waren. Dan bleven de binnenkanten lekker sappig. En dan had hij door de tijd uitgevonden dat je ze het beste in arachideolie kon bakken. Dat had een neutrale smaak en stonk ook niet zo in de schuur. In een grote platte pan op de vlinder** op een veel te klein krukje. Om en om, een paar minuten op de ene kant en op de andere kant. Zout erover, klaar. Met een spaan werden ze uit de pan geschept en ging er weer een nieuwe lading in. M'n vader had er een lange stofjas bij aan, lichtblauw. Tegen de spatten. En dan maar eten. Honderden hebben we er op. Familie kwam ervoor over. Schaaltjes gingen de straat door, naar oude mensen die ook wel een visje lusten. En m'n moeder zette er altijd thee bij. En een sneetje jam toe. Al die olie in je lijf moest ook weer tot rust komen.
Zo'n sliptongetje at makkelijk weg. Zowat alles van zo'n visje kon je opeten, de kantgraatjes, het staartje, alles. Allemaal kalk, goed voor je botten. Als je nieuw was aan tafel, deed m'n vader voor hoe dat moest, zo'n visje verorberen, mét die kantgraatjes, en dat staartje.*** Tussendoor wees hij dan aan welke je toch zeker wel van de schaal moest pakken: 'Lee, neem jij deze, en Pee, dit is een mooie voor jou. Wil, kijk, dit is een lekkere. Nee, deze.' Helemaal leuk vond hij het toen hij ontdekte dat hij een achterkleinkind had dat 'gek was van vis'. Indy. En dat is ze nog.
Op het laatst had hij nog een speciaal recept uitgevonden voor kabeljauw, om er kibbelingen van te maken. Daar was hij flink mee aan het experimenteren, welk papje het lekkerste en dunste korstje eromheen gaf. Grote brokken. Of karbonades van kabeljauw, nog groter. Niet zoals je die haalt bij de vistent. Helemaal niet.
Met het ouder worden verdwijnt dat allemaal, en zonder dat je er erg in hebt. Zaterdagse gewoontes. Mag ik zeggen: Katwijkse zaterdagse gewoontes? Want je ruikt het nergens meer, achter op de plaatsjes, op die dag dat er vroeger overal vis gebakken werd in het dorp aan zee.
* Een opleidingsschip voor de vissers.
** Katwijks voor 'los gastoestel voor een grote, platte bakpan om vis in te bakken' (Katwijks woordenboek, 2020, p. 250). Voor het visbakken had m'n vader destijds speciaal een gasleiding laten aanleggen, onder de plaats door naar de schuur.
*** Durfde je als nieuweling de kantgraatjes en het staartje niet op te eten, dan kloof m'n vader ze voor je af.