![]() |
Wil, oma, Arjan, Ellen en Marijke, omstreeks 1976. |
Achter op het plaatsje, met oma, zoals Arjan haar noemde, dat lieve mensje dat je hartjes meegaf in een koffiefilterzakje.
Onze neef zou vandaag 50 jaar geworden zijn.
Als het lente is, lees ik een krant op een terras en drink een latte uit een glas. Of om het even een boek met een cappuccino of een dubbele espresso. Maar dat kan ook als het zomer is. 's Winters ga je binnen zitten.
Porthpean Beach. |
Bij de strandkiosk van Porthpean Beach spreken we een Engelsman. Hij zit aan een tafeltje en heeft een groen petje op. We mogen bij hem zitten. Zijn rechterarm zit vol armbandjes, van die rubberachtige van zacht plastic, in verschillende kleuren. Wilma wil weten waar je ze kan kopen. Want de roze, met CORNWALL erop, wil ze wel hebben. De Engelsman weet niet waar je de armbandjes kunt kopen, hij heeft ze allemaal gekregen, maar de roze kan je wel van me krijgen, zegt hij. It's a souvenir. Om erbij te komen, moeten eerst alle andere armbandjes af, want de kleur zit bijna bij zijn elleboog. Of hij een ijsje van ons wil, de Engelsman – nee hoor. Waar we vandaan komen – we vertellen het. Hij is in zijn jonge jaren een paar keer in Eindhoven geweest. Dat is zeker al vijftig jaar geleden, moet hij constateren. En ook een keer in Scheveningen, op de pier. Naast hem zit een jonge vrouw, van wie hij soms ook armbandjes krijgt. Zou het zijn dochter zijn, of kleindochter? Of we nog ver moeten, vragen ze. Naar Par, naar The Royal Inn. Dat is nog wel een stukje lopen, omdat de kust na dit strand is afgebrokkeld, dus moeten we een omweg maken. Aan het eind van het strand waar het pad begint, staat een bord.
We zoomen in. Die fietsen zijn misschien wel van die mensen vooraan op de kade. |
Hij zit aan een tafeltje en heeft een groen petje op. |
Bij het bord waarop de omleiding staat aangegeven lijkt het alsof je door kan lopen, dus lopen we nog een eindje door, tot we bij een afsluiting komen. Geen echte, want je kan eromheen. Er loopt een man zijn hond uit te laten, hij komt van de andere kant, van het pad langs de afgebrokkelde kust. Er is niets aan de hand, zegt hij, het is allemaal sterk overdreven, ik heb meer wandelaars zien doorlopen. De man maakt een vertrouwenwekkende indruk. We lopen door, wat wel spannend is, over een smal pad langs de achterkant van tuinen en schuttingen, met rechts de zee, onderaan de rotsen. Achter een van de schuttingen is een man zijn tuin aan het maaien. Hij roept wat naar ons, en schudt zijn hoofd. Dat we maar beter niet door kunnen lopen, omdat het niet verstandig is. Dat is wat hij roept. Als we nog wat doorlopen komen we bij een hoog spijlenhek dat met kettingen en hangsloten is dichtgemaakt. Het staat dwars over het pad en aan de rechterkant hangt het in de struiken boven de zee. Hier kunnen we met geen mogelijkheid voorbij.
Net onder de o van Duporth zijn we door de tuin gegaan. |
We moeten het hele eind terug, voorbij het punt waar we de man met de hond zijn tegengekomen, de man met dat vertrouwenwekkende gezicht, naar het eerste bord waarop de omleiding staat aangegeven. Die moeten we dan volgen. Maar zover zijn we nog niet. Misschien dat die hoofdschuddende man zijn tuin nog aan het maaien is, dan maak ik wel even een praatje. We lopen terug. Daar is hij weer. Gelukkig is hij nog bezig, misschien heeft hij wel op ons gewacht. Omdat hij weet, ze komen terug. Hij kent de situatie natuurlijk, van het spijlenhek verderop. Hij zegt iets over dat we het hele eind weer terug moeten lopen tot aan het bord met de omleiding, or – en dan verschijnt er een glimlach op zijn gezicht – ik laat jullie door mijn tuin. Dat kleine woordje or, daar wachtte ik op, ik heb erop gerekend. Misschien valt dit hele gesprek dat we hier voeren wel onder de zo befaamde Britse humor. Maar dat kleine woordje or, het scheelt wel vier kilometer. We lachen vriendelijk terug. De poort gaat open en daar gaan we, voorzichtig over zijn pasgemaaide gazon, een Engels gazon, door het huis, om aan de voorkant op de straat uit te komen. Nu is het nog een klein stukje, tot Charlestown en vandaar naar Par. Misschien heeft het armbandje ons meteen al geluk gebracht.
Je moet wel even wennen aan deze stad, die net als Rotterdam gebombardeerd is in de oorlog. Het middengedeelte, van het station tot de zee, lijkt één grote vlakte. Een brede allee, waar iedere koffiekiosk die het gezellig probeert te maken in oplost. Maar groen is er genoeg en Hoe Park is zeker gelukt. Met monumenten die herinneren aan de oorlog en helden van weleer en de vuurtoren – Smeaton's Tower uit 1759 – daar pontificaal tussenin.
![]() |
In de baai Drake's Island. |
Ten westen van de Hoe schitteren de witte gebouwen je tegemoet als je stad binnenvaart vanaf de oceaan. Smetteloos. Daarom hebben ze er een grapje bij bedacht, als je vanaf het kustpad de stad in komt. Op de grond staat: Welcome to Plymouth. Please wipe your feet. Zo houden we deze stad aan zee, de 'Ocean City', die bruist van de activiteiten, fris en schoon.
De herenhuizen aan de Grand Parade. |
Smeaton's Tower. |
Dave, de eerste kat die het South West Coast Path liep. |
Dit is Dave. Samen met een vader en zijn zoon loopt hij het South West Coast Path. Niet dat hij zich daarvan bewust is natuurlijk, dat hij dit langeafstandspad loopt. De grote afstanden gaat hij in een draagzak en soms mag hij een stukje in een tuigje lopen, zoals nu. Met katten schiet dat niet op, dus ik snap die draagzak wel. Katten zijn dartel, zien spinnen en vlinders en worden helemaal gek van de geur van bloemen en gaan lekker hun eigen weg.
Dave is 1 jaar oud. Als vader en zoon in de tent slapen, laten ze hem los. Dan kan hij op muizen en vogels jagen. Maar hij blijft altijd in de buurt, bij de tent. Toen ze bij Land's End waren, had Dave een konijn gevangen, vertelt zijn baasje. Dat leverde gênante situaties op, met al die toeristen daar. 'In een onbewaakt ogenblik heb ik toen maar gauw dat konijn de nek omgedraaid en weggestopt in de struiken.'
Vader, zoon en kat lopen het hele South West Coast Path, alle 1014 kilometers (630 mijlen). Ze hebben telefoons op zonne-energie en zijn in juni begonnen.
In de verte in de baai ligt Portholland. |
Ergens tussen Falmouth en Megavissey komen we door Portholland. Met Holland heeft de plaats niets te maken. Het is een samenvoegsel van porth, dat 'inham' of 'haven' betekent en Alan, een persoonsnaam. De 'baai van Alan' zogezegd.
Er staan een rij woningen, arbeiderswoningen, met een grasveld ervoor waar de was te drogen hangt, en nog wat verspreide huizen én een telefooncel omgebouwd tot 'museum'.
Naast de enkele en nog maar zelden voorkomende werkende telefooncel komen we dit Britse icoon vooral veel tegen als gratis bieb of met een AED (automatisch externe defibrillator), maar eentje omgebouwd als museum hebben we nog niet eerder gezien. Verder is er in Portholland een postkantoor en een winkeltje waar van alles te koop is, van zelfgebakken cake tot kattenvoer. Dat is voor Dave, die met een vader en zoon het South West Coast Path loopt. Maar daarover later meer.