vrijdag 29 juli 2022

In de serre – South West Coast Path (5)

We stonken behoorlijk toen we terugkwamen van de fish-and-ships-shop. Dat kwam omdat we veel te lang hadden staan kletsen met Centa. Zo'n Engelse frituur is toch een hele belevenis natuurlijk, een wereld op zich, die wij helemaal niet kennen. Je kijkt je ogen uit. Neem alleen al dat bord aan de wand, met alles wat je kunt bestellen, met als hoofdmoot vis (geen kroketten en frikandellen). Of dat bootje voor de reddingsbrigade, dat z'n vaste plek op de toonbank heeft. Net als in de pub. Je kan er je wisselgeld in kwijt. En alles is vet, door de vette walm die hier de hele dag hangt. Of moet ik zeggen: rondwaart. Je weet het, want je raakt niets aan en je probeert je voor te stellen dat mensen daar de hele dag in werken. Wij hadden er misschien maar vijf of tien minuten in gestaan, maar dat was genoeg om het nog dagenlang te ruiken. We wilden het Ann niet aandoen dat ook onze slaapkamer naar de frituur zou stinken, dus aten we de kabeljauw met patat met salt and vinegar lekker in de serre op, de conservatory noemen ze dat hier. Lekker licht met al dat glas om je heen, ook als het regent.

Daar waren we ook al heerlijk ontvangen toen we aankwamen, met een kop koffie – echt Engels had het geweest als we voor thee hadden gekozen, met een scheut melk – en een stuk zelfgebakken cake. Zoals dat bij particuliere pensionhouders gaat. Zo lekker! Voor een beetje geluk is niet veel nodig.

donderdag 21 juli 2022

Ann – South West Coast Path (4)

De B&B van Ann.

Van Ann hadden we alleen een mailtje terug dat de kamer voor ons gereserveerd was. Verder niks. Niks via een officiële website waarop je de data van aankomst en vertrek aanklikt, digitaal moet betalen, enz. We hadden alleen een mailtje dat het in orde was en bij vertrek konden we haar gewoon de ponden in de handen drukken. Zo ging dat vroeger overal, maar nu was het een uitzondering op alle andere B&B's. Dat maakte het een beetje spannend toen we Coverack binnenliepen. Want waar was Ann's B&B? Door dat korte mailtje terug hadden we er niet zoveel aandacht meer aan besteed en verzuimd een adres op te schrijven. We dachten: het is een klein dorpje. We vinden het wel.

Met het beste breakfast dat we hebben meegemaakt,
met om te beginnen een halve crapefruit in partjes gesneden.

Het woei nogal die middag. We liepen naar de kleine haven toen daar opeens een man stond. Een oude man. Voorovergebogen tegen de wind. Op z'n stok. Hij was net uit zijn huis gekomen, zagen we, en nu wilde hij naar beneden, de straat af, maar dat lukte niet, hoe hij het ook probeerde. Hij worstelde tegen de wind. Radeloos. Kreeg z'n ene voet niet voor de andere gezet. Met geen mogelijkheid.

'Och, kijk die man,' zei Wilma, 'hij komt niet tegen de wind op. Zullen we hem een arm geven?' We staken in. Zij links, ik rechts. 'We'll help you!' riepen we. De man schrok even, maar was daarna ook opgelucht. Wie waren dit, zo plotseling uit het niets? Maar wat aardig. 'Thank you!' Hij moest maar een klein stukje. Naar de telefooncel om de hoek. Daar stond iemand met een auto te wachten om hem ergens naartoe te rijden.

Het haventje van Coverack.

Maar voordat de man kon instappen, wilden wij hem nog iets vragen. 'We helped you. Maybe you can help us? We're looking for the B&B of Ann. Do you know where it is?' Ann? De man moest even denken. Ann...? Ann...? 'O, Annie!' riep hij euforisch. Annie, nee, er was maar één Annie, dat kon niet missen, je moest rechtdoor en dan de eerste straat links omhoog, daar was de B&B van Annie.

De fish-and-ships-shop bij het haventje.

Die avond hadden we het nog een keer, toen we om fish and chips gingen. We zagen er niet zo Cornish uit, dus vroeg de vrouw achter de frituur waar we logeerden. Bij Ann. Weer was het: 'O, Ann!' Ze schreef haar naam op een briefje – Centa – en of we Ann de groeten wilden doen. Want iedereen kende Ann, hier op het dorp. Dat was wel duidelijk.

Binnen in de fish-and-ships-shop, met links Centa.

Toen we haar de groeten deden, vertelden we dat, dat iedereen haar kende, of dat iedereen zei dat iedereen haar kende. Ze glimlachte en reageerde met: 'Awful, isn't it?'

donderdag 14 juli 2022

Overal vlaggetjes – South West Coast Path (3)

De haven van Mevagissey.

Voordat we gingen wandelen, was het feest geweest in het rijk. Omdat zij al zeventig jaar op de troon zit. En dat het feest geweest was, was nog goed te zien, op de plekken die we onderweg passeerden. Overal vlaggetjes, en portretten van The Queen.

De All Saints' Church, Pentewan.

Maar ook andere uitingen, zoals een levensgrote bordkartonnen afbeelding van Her Majesty in het kerkje van Pentewan. Alsof ze daar echt stond, bij de piano. Ja, wat moet je dan zeggen?

Langs de weg in Coverack.

Of de versieringen langs de haven van Mevagissey. Die gehaakte kroontjes zagen er echt wel heel grappig uit. Dat zou pas een mooi souvenir voor thuis geweest zijn!

Het gemeentehuis van Marazion.

In The Five Pilchards Inn in Porthallow.

donderdag 7 juli 2022

In de puzzel – South West Coast Path (2)


In Polperro belandden we in de puzzel. Dit was natuurlijk een vooropgezet plan, omdat we deze reis al in januari hadden bedacht en de puzzel daarvoor al veel vaker in elkaar hadden gelegd. We zouden kijken of we vanaf de positie die de fotograaf, Andy Williams, had ingenomen precies hetzelfde kader konden krijgen, hetzelfde perspectief, en ook zouden we onszelf voor The Old Watch House, het huis op de puzzel, op de foto zetten. We konden het bord aan de gevel nu goed lezen.

Als voorbeeld konden we de hele puzzeldoos meenemen, of alleen de deksel, plat in de koffer. Maar wat een gedoe zou dat zijn. Gelukkig neem je zo'n plaatje tegenwoordig gemakkelijker mee in het geheugen van je telefoon. Die zetten we op het muurtje waarover de foto genomen is. En dan maar kijken of we precies hetzelfde zouden krijgen. Wat een gekkigheid, kun je denken. Maar Polperro ligt natuurlijk niet zomaar even om de hoek. Het is geen puzzel van een plek in Leiden of Amsterdam. Het is een lange reis om er te komen, en zeker met de omweg via Penzance, met de trein en wandelend over de kliffen. Ik pleit er trouwens voor weer meer van dit soort nostalgische puzzels op de markt te brengen, met mooie, gezellige plaatjes, van plekken die echt bestaan, fijn voor lange winteravonden.

In de puzzel.

Nu we de foto's naast elkaar hebben, van de puzzel en van 25 juni 2022, is het een kwestie van vergelijken, van zoek de verschillen. Er liggen andere bootjes, maar op de puzzelfoto liggen ze toch mooier gerangschikt. Op de puzzelfoto is er ook minder wind, waardoor het water blauwer oogt. De hortensia bloeit er al wat langer, en ook alle andere bloemen bloeien uitbundiger. Dat zou betekenen dat het op de puzzel al wat langer zomer is. Er staat een andere plantenbak rechts achter de struik. En ook de haak aan de muur is vervangen. Er zit nog steeds een kattenluik in de deur, de groene verf is eraf geschrapt en alles is in de vernis gezet. En voor wie goede ogen heeft: rechts naast de deur hangt nog steeds een bel met een klepel. En ook het leeuwtje op de hoek van de muur houdt dapper stand.

Het bord met 'The Old Watch House'.

Ondanks dat alles van tevoren zo bedacht was, was het een vreemde gewaarwording om op deze plek te zijn. Alsof het plaatje al die tijd en onveranderlijk zo precies op ons gewacht had. Alsof we écht in de puzzel waren gestapt.

vrijdag 1 juli 2022

Kilometers – South West Coast Path (1)

Het witte huis.

Waar moeten we beginnen, na 207 kilometer van het South West Coast Path? Je kunt het in tien dagen lopen. Er zijn er die 'm helemaal lopen, al die 1014 kilometers (630 mijlen).* Geen gewone kilometers. Want het gaat óp en néér. Klif op, klif af. Paden en trappen. Een trap van 90 treden, of 130. Geen treden zoals je die thuis hebt, maar treden zó groot, dat je, wil je naar beneden, steeds weer eerst je stok moet neerzetten, anders maak je een duik, dan je ene voet kan neerzetten, en dan de andere voet erbij. Voetje voor voetje. Omhooggaan is makkelijker, gaat sneller. En geen trede is gelijk. Dus je moet kijken, blijven kijken, je ogen hebben het druk, je hersenen maken overuren. Helemaal als je over keien moet een stuk. Die kei ligt zo, die zo, die ligt schuin, is glad, of is alleen maar een punt. Dus waar zet je je voet? Net balancerend op die punt, of toch op die steen ervoor? Zal ik dan eerst nog m'n stok neerplanten, of laat ik dat maar even? Zet ik m'n voet op dat stukje grond net tussen die stenen, waar het vlak is, of past m'n voet daar niet, kan ik dan zwikken, omdat m'n schoen blijft haken? Alles in tienden van seconden, je ogen, je hersenen. Constant beslissingen nemen.

Geen gewone kilometers. Simon ('Saimun' op z'n Engels) van B&B The Cottage zei het goed. Je mag ze gerust wel dubbel tellen. Wat het erger maakt, zijn die bordjes onderweg, waarop geen kilometers staan maar mijlen. Die moet je met 1,6 vermenigvuldigen. Je maakt dan sommetjes in je hoofd: 2 1/2 m is 4 km, maar 2 3/4 m, wat is dat? 4,4 km? Die mijlen zijn lang. Er komt geen einde aan. Het is alsof je van Katwijk naar Scheveningen loopt, in de tijd dat er nog kilometerpalen langs het strand staan, eikenhouten palen met een oranje kop met een nummer erop. Bij iedere volgende paal die in het zicht kwam dacht je: nu ben ik er. Maar dan doemde er weer een nieuwe op. Hier zijn het de kliffen waar je omheen moet, óver moet. Bij iedere bocht, ieder klif, denk je, nu komt dat haventje toch wel in zicht, maar om de bocht, over het klif, weer niet, weer geen Polperro, ons einddoel van vandaag. Waar blijft het?

De ferry naar Polruan.

Die middag was het ook nog gaan regenen. Dat is niet erg, als je erop gekleed bent. Het hele begin van de middag gaat het goed. Als we oversteken en de wind steekt op, tussen Fowey en Polruan, begint het te druppelen. We doen onze regenjassen aan. De kleine ferryboot begint al lekker te deinen, schudden, kan je beter zeggen, want de wind komt van opzij. Je ziet de golven ook wat wilder worden in de verte, waar de zee de inham binnenkomt. Behalve ons is er nog een man mee, met een hond. Alle Britten hebben honden, en ze mogen overal naar binnen, in alle pubs, bij iedere ijskraam is er ook doggy ice cream te verkrijgen. Wij houden ons vast en blijven een beetje onder de open stuurhut, waar de schipper staat, wijdbeens, stabiel, de golven komen van opzij, de regen van voren, op het raam, met een ruitenwisser bovenin, daar kijkt hij doorheen. Nat worden we niet, niet van de regen, en ook niet van de golven, er slaat er niet een over de rand. Dat vergt stuurmanskunst.

We gaan aan wal en lopen omhoog, de straatjes van Polruan in, langs de kerk met daarachter de pastorie waar Raynor Winn het manuscript voor The Salt Path schreef. De pastorie is niet te zien, maar hier, door dat hek, in dat steegje, die doorgang naast de kerk, daar moet het zijn, waar ze onderdak vonden, zij en haar man Moth. Hij moet blijven lopen, anders steekt zijn ziekte weer de kop op, corticobasale degeneratie (CBD). Zolang hij blijft lopen, gaat het goed. Zolang hij het Zoutpad blijft lopen. Zo noemen ze het South West Coast Path. Een man wijst ons de weg, daar, bij dat hek, maar het is private property hoor, dat we er niet doorheen gaan.

Het hek dat toegang geeft tot de doorgang naast de kerk.

Terwijl we foto's maken, begint het al wat serieuzer te regenen. We lopen verder. Na Polruan krijgen we eerst struiken, met doorns, stekels. We bukken en tunnelen ons erdoorheen, dekken onze ogen af tegen de takken, met de regenjassen aan voelen we er gelukkig niet veel van, die stekels. 'Tunnelen', we hebben erover gelezen bij Paddy Dillon, in zijn wandelgids voor het South West Coast Path, maar nu maken we het voor het eerst in het echt mee. Hiervoor hadden we eigenlijk alleen nog maar die metershoge varens gehad, met onderaan wat brandnetels. We hebben geen regenbroek aan. Dat hoeft ook niet. Als je sokken maar droog blijven. Daar komt de regen niet, zo laag, tussen die struiken.

'Polperro 5 m'.

Tot we het bordje met 'Polperro 5 m' passeren. 5 mijl, dat is 8 kilometer. Het tunnelen is voorbij. Voor ons zien we alleen nog varens, dicht op elkaar. Eén groene massa. Maar waar is het pad gebleven? Het kan niet weg zijn, toch? Het moet ons naar Polperro brengen. Er is geen andere weg. Het moet er zijn. Waar is het? We duwen de varens opzij. Zoeken. Dan ontdekken we in al dat groen, die zee van varens, heel vaag, een dunne kronkelende streep, een streep die verraadt dat daar ruim anderhalve meter onder ons, daar ergens tussen de planten, op de grond, een pad moet zijn. Een pad met ook nog af en toe een traptrede, merken we nu. Bijna niet te zien. Je moet goed naar beneden kijken, naar de grond, en rustig blijven, langzaam gaan, langzaam. We blijven dicht achter elkaar, en roepen, 'een tree, weer een tree, kijk uit, deze kan je bijna niet zien, hier een stukje naar links, nog een tree', hoog zijn die varens, de onderste bladeren hangen gebogen over het pad, druipend van het water... en dan, binnen vijf minuten, misschien zijn het er maar drie... of is het er één... lopen onze schoenen vol, met het water van de varens. Niet van de regen. Daar hadden we tot nu toe geen last van. Maar wel van de regen die óp de varens gevallen is.

Het is in een mum van tijd gebeurd. Onze voeten staan in het water, in die grote schoenen. We soppen verder, weer een bocht, nog geen Polperro. Vijf mijl, acht kilometer. Nog dat haventje niet, weer een bocht, nog een klif, varens, het pad wordt smal, vlak langs de rand, de afgrond, naar de zee, diep onder ons. Voetje voor voetje gaat het, langzaam, we geven elkaar signalen, 'kijk uit hier, hou je links, tegen de berg, kijk uit, hier is niks', daar moet je een grote stap maken, is de grond weggespoeld, een dun streepje is het pad, tussen de hoge varens, ergens onder ons, een streepje grond.

Dan houdt het op, opeens. Geen varens meer. Zo plotseling als ze er waren, zijn ze ook weer weg. Het pad gaat verder, geklemd tegen de rotswand. Daar komen bomen, is een bospad, wordt het breder, dat geeft hoop dat we vlak bij een dorp zijn. Bredere paden, bankjes, betekenen altijd dat er vaak mensen komen, die een wandelingetje maken, met de hond. Hondendrollen, helemaal goed, dan kan het dorp niet ver meer zijn. Daar, het witte huis, in de verte. Je ziet het, net voor de bocht naar het haventje. Het ligt aan de voorkant voorbij de havenmond, tegen het klif. Het witte huis, het is het eerste wat je ziet als je Polperro in komt. We zijn er! Kilometers, verdubbel ze maar, zei Simon.

*  Zoals die Duitser die we tegenkwamen, in acht weken. Of die vader met z'n zoon van tien en een kat van één. Of die man die geld inzamelde voor de Indische militairen, de Gurkha's, die voor de Britten gevochten hebben.