|
Uit het Leidsch Dagblad van 28 mei 2009. |
Ik denk dat ik bij mijn verhuizing wel tien kuub spullen heb weggegooid. En ook de nodige papieren. Wat een mens allemaal verzamelt, het is diep triest. En voor het grootste gedeelte zinloos. Daar kom je na je vijftigste wel achter. Verzamelingetjes geven hooguit wat houvast in het leven.
Er zijn natuurlijk altijd papieren die je niet makkelijk weggooit. Maar die toch een beetje in de weg liggen, en liggen te vergaan, en langzamerhand een wanordelijke bende worden. Al die krantenknipsels bijvoorbeeld die over mezelf gaan. Wat moet ik ermee. Je bewaart het, bladert er af en toe nog wat weemoedig doorheen, leest een frase, slaat het velletje weer om en bergt het weer op.
Bij mijn verhuizing dacht ik, ik neem het mee, vooruit, laat ik dat in ieder geval doen, maar ik wil er niet steeds weer doorheen hoeven bladeren. Sommige mooie dingen, zoals dat interview in het
NRC Handelsblad, bewaar ik, ik maak er een scan van, zoals van de rest, die ik wel weggooi, maar het halen van de deftigste krant van het land is natuurlijk al reden genoeg om hem te houden. In dit geval de hele krant! Ik weet nog dat de fotograaf die de foto bij het artikel nam nog met rolletjes fotografeerde, analoog dus, dat hij daarbij zwoer, zwart-wit, want die korrel, dat was toch veel mooier dan wat er uit die digitale camera's kwam van tegenwoordig (we schrijven 2004, digitale camera's waren er nog niet zo lang en de foto's die je ermee kon maken hadden een grootte van ongeveer 1 megabite). De foto werd gemaakt aan de kade van de Rijn en Schiekade achter de universiteitsbibliotheek, want water op de achtergrond, dat paste wel bij iemand die een proefschrift over het Katwijks geschreven had. De zee, altijd de zee. Het interview zelf, met de titel 'Over Skeveling nae Lààie' (te vinden op internet), was van Dirk van Delft, Rijnsburger van geboorte en destijds hoofdredacteur van de wetenschapsbijlage van de krant, nu de baas van Museum Boerhaave in Leiden. Een Rijnsburger die een Katwijker interviewt. Een paar jaar daarvoor, in 2001, hadden we in het huis waar hij woonde
de kleine Beer nog uit een nest katten uitgekozen, maar dat wist hij niet meer en dat klopte wel, want daarbij hadden we vooral met zijn vrouw te maken. Het leven hing van toevalligheden aan elkaar. Beer kwam uit Leiden, een echte stadskat, heel wat anders dan Zorro, die van de boerderij kwam. Maar ik dwaal af. Je ziet dat krantenknipsels heel wat losmaken. Wat ik natuurlijk ook bewaar, is de
Courant van de eeuw – wie heeft hem nog?! – bij de millenniumwisseling door Adri van Beelen op touw gezet – ik ken geen grotere workaholic! – met een stuk over een eeuw dialect door mijzelf. Bewaren en scannen! Van dertien jaar later is dat exemplaar van
Visserijnieuws met het verhaal over de bomschuit door Gijs van der Bent naar aanleiding van mijn boek over het handschrift van bomschuitschipper Leendert Buijsertszoon van der Plas. Of dat grote interview met Jaap en mij in het
Leidsch Dagblad door Alieke Hoogenboom, over het Katwijks woordenboek dat er
temet is, met die schitterende foto van Taco van der Eb, die mij ook al eens voor de omslag van
Leidraad had gefotografeerd. Ik bewaar dus nog genoeg. Net als dat interview met die geheimzinnige foto van Adrie van Duivenboden, over twee pagina's, in
De Katwijksche Post. Bewaren en scannen! Maar de rest, het ligt te vergelen en te vergaan. En als je er niet meer bent, wordt het weggegooid. Dat doe ik dan zelf alvast maar. Het is niet eens de ruimte die het inneemt, misschien een archiefdoos vol, meer niet. Maar digitaal kun je het ook allemaal makkelijker terugvinden. En met één druk op de knop doorgeven aan al die mensen en instellingen die er belangstelling voor hebben. Voor zouden hebben.