woensdag 30 juli 2025

Swanage – South West Coast Path (71)

In Swanage hebben ze nog een poppenkast op het strand. Straks is er een voorstelling met Punch & Judy, de Engelse Jan Klaassen & Katrijn. Op het bord vragen ze of je de 'seating area' vrij wil houden en of je er 'for the safety of our audience' niet wil ballen of kuilen graven. 

Zo keurig en kleurig als het er nu bij staat levert het al een prachtig plaatje op en je kunt je goed voorstellen hoe dit stukje strand straks vol zit met kinderen en hun ouders. Hoe de kinderen zullen meegaan in het verhaal van de poppen en antwoord geven op al hun vragen en joelen als het spannend wordt. Wij kunnen er niet op wachten, moeten verder met onze wandeling.

We zijn hier gisteren laat in de middag aangekomen, vanuit Kimmeridge. Een lange tocht van 23,5 kilometer, met helemaal niets onderweg, geen enkele verversingspost. Vooral in de eerste helft wat klimmetjes, maar verder lange stukken pad. 27 graden was het, in de zon nog wat warmer. Veel water drinken onderweg en doorstappen maar.

Anvil Point Lighthouse.

Tot we eindelijk aankwamen bij de vuurtoren van Anvil Point, met ergens daarna Durlston Castle, een folly-achtig kasteel dat ook een museum is, met een terras! Dat was even het belangrijkste. En dat ze er cola serveerden, waar we meteen twee pinten van bestelden. Ik wilde zeggen: emmers.

Zodoende komen we hier toch nog vrij monter binnenwandelen, in Swanage. En de straten lopen hier allemaal af, naar High Street. Dat hebben we ook nog mee. En dat we daar moeten zijn. Want in High Street is ons hotel, het Purbeck House Hotel. Ook dat lijkt een beetje op een kasteel, en mag je misschien ook wel een folly noemen.

Purbeck House Hotel.

Als we voor de ingang staan, moeten we even schakelen, vanwege de uitstraling van het gebouw, de grandeur. Een grote hardstenen trap en dan de hall, de entree, alles is hier even sjiek en statig, de terrazzovloer, de bewerkte eikenhouten trappen, met rode bekleding op de treden, de lambrisering, het behang. Het hotel is uit 1875.

En Winston Churchill schijnt er nog te hebben gelogeerd, maar ik weet niet of dat waar is. Ik kan het verzonnen hebben. Het kan ook komen door de kamer die we krijgen toebedeeld. Maar als het door die kamer komt, moet het zéker wel een verzinsel zijn. Zou je denken.

Een moment later draait alles weer om. Dat is wanneer ik afdaal in het trappenhuis, van de trap die de dame bij de ingang ons gewezen heeft als kortste weg naar kamer 10, en het gangetje in schiet naar het andere trappenhuis, dat groter en imposanter is, maar niet de kortste weg naar onze kamer. Ik wil er foto's van maken. Want we zijn hier als je het allemaal bij elkaar optelt en goed beschouwt maar voor een paar uur binnen en nu is het nog licht. Ik wil het hele hotel leren kennen, weten hoe dit negentiende-eeuwse 'slot' in elkaar steekt. Maar als ik het gangetje in loop, komt er aan dit avontuur abrupt een einde. Plotseling sta ik oog in oog met misschien wel het bekendste portret dat er van de man gemaakt is, de man dus die hier gelogeerd zou hebben. De schellen vallen mij van de ogen. Ik weet niet of je dat zo zegt, maar voor mij is het nu wel duidelijk: alle waarschijnlijkheid is werkelijkheid geworden.

Winston Churchill (1874-1965).

Nu wil ik het weten ook. Mijn gedachten tuimelen over elkaar. Ik heb het erover met Wilma. Want zo'n portret, dat hang je toch niet zomaar op. Daar moet een reden voor zijn. Dan maar meteen ook informeren.

We vragen het aan de dame die ons heeft binnengelaten: 'If Churchill stayed here, was it perhaps in room 10?' ('Als Churchill hier gelogeerd heeft, was dat dan misschien in kamer 10?') Niet zo'n vreemde vraag als wij de ons toebedeelde ruimte wat nader bezien, met een four-poster bed en de afmetingen van een klein appartement. 'No, that used to be the linen room, hence all those cupboards,' antwoordt ze. ('Nee, dat was vroeger de linnenkamer, vandaar al die kasten.') Maar in welke kamer hij dan wel vertoefd heeft, kan ze ook niet zeggen, dat is niet meer na te gaan. Of de man met de sigaar hier ook werkelijk gebivakkeerd heeft of op z'n minst maar een stap binnen heeft gezet, blijft vooralsnog in nevelen gehuld.*

We gaan de zomeravond in. Swanage is zo'n typische Engelse badplaats. We bestellen een ijsje aan de ijscokraam en krijgen een afgemeten bolletje van het merk Marsfield Farm – hier moet nog aan de badgasten verdiend worden. Heel anders dan in Kimmeridge, waar je als je een scope bestelde een grote schep in je hoorntje kreeg, zoveel dat het helemaal tot in het puntje ervan wegzakt en je met het eten ervan nooit in het stadium van de droge zoete koek terechtkomt, wat ik tegenwoordig maar weggooi.

Er is een hond die de zee in zwemt om het touw van een surfplank te pakken, de knoop aan het eind ervan in zijn bek neemt, om zo de jongen die erop ligt naar de kant te trekken, een hoekje strand, bij de kade. Daar laat hij het touw los – missie geslaagd! – om opnieuw de zee in te zwemmen om weer een ander kind naar de kant te trekken. Tussen de bedrijven door zie je de onrust bij het beest, alle kanten op kijkend op dat strandje, tot de volgende opdracht. Hij moet en zal helpen, daartoe is hij hier op aard', één brok gehoorzaamheid. We hebben er geen beelden van, maar ik moet denken aan het hondje van de ferryman op de Helford River, precies hetzelfde.

Waar we dan al langs gelopen zijn: al die fish-and-shipstenten, ik tel er zo al drie. Twee zitten er naast elkaar en bij allemaal lange rijen. En overal waar je kijkt zie je mensen met bakken vis en patat, op de kade, op het pleintje, alle plekken zijn bezet. En vet. Hetzelfde beeld als in Mevagissey. Het is een uur of zes. Het zijn geen late eters, de Engelsen, geen Fransen.

Wij gaan voor wat anders: de Red Lion, waar ook een rij staat, en het dus wel goed moet zijn. De pub heeft aan de straatkant naast elkaar twee deuren, met daartussenin een muur tot aan de bar. De bar loopt daarachter door over de twee gedeeltes waar de deuren toegang toe geven. Zou daar een verklaring voor zijn? Achter de rechterdeur kun je in ieder geval ook eten. Ook achter in de pub heb je weer twee deuren vanuit de twee gedeeltes, die uitkomen op een pleintje, het achtererf. Daar gaat om negen uur een band gaat spelen. Er is een podium. Jong en oud luisteren er naar de muzikanten die alvast maar begonnen zijn. Opzij van het podium staat een gitarist met de oogschaduw en het haar van Boy George. Die zal zo ook wel gaan spelen. Wij houden het na een paar nummers voor gezien. We zouden het bijna vergeten, maar dit was die lange wandeldag onder de hete zon. We zoeken ons hotel op, het Purbeck House Hotel uit 1875, zo'n honderd meter verder in dezelfde straat, de straat waar alle straten naar af liepen, om nog even van ons four-poster bed te genieten in die gigantische slaapkamer, van ons droomkasteel. 

* Dat Churchill in kamer 10 verbleven kon hebben is niet zo'n gekke gedachte. Rond diezelfde tijd namelijk, zijn verlovingstijd, verbleef een jagende prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld ook in een kamer 10, in Hotel Van der Werff op Schiermonnikoog. Zou dat iets van machthebbers zijn, of zij die zich daarop voorstaan, dat zij altijd in kamer 10 verblijven? Of een mode uit die tijd?

1 opmerking:

  1. Haha, Ja Hotel van der Werf, dat vreemde, legendarische, beetje Brits aandoende hotel op het eiland. Mooi verhaal weer, Leendert!

    BeantwoordenVerwijderen