maandag 7 mei 2018

Wat ik nog vergeten te vertellen ben op de tv


En dan ben ik nog vergeten te vertellen van mijn stage bij het Meertens Instituut, toen nog P.J. Meertensinstituut, aan de Keizersgracht 569-571 te Amsterdam. In 1993 deed ik daar mee met een onderzoek naar het Amsterdams onder leiding van dr. Dédé Brouwer.

Het was een onderzoek in werkelijke tijd ('real time'). Dat betekende dat dezelfde Amsterdammers die twintig jaar daarvoor waren geïnterviewd nu weer werden geïnterviewd. Als je die mensen iedere twintig jaar opnieuw zou interviewen, zou je kunnen zien hoe hun taal veranderde. Of het in 2013 weer gebeurd is, weet ik niet.

Behalve dat het een onderzoek in werkelijke tijd was, was het ook een onderzoek waarin klassen werden vergeleken: lagere klasse, middenklasse en hogere klasse. Dat is omdat je bij een stadsdialect, wat het Amsterdams is, een verticale gelaagdheid ziet. Iedereen spreekt het dialect, van de vuilnisman tot de burgemeester. De lagere klasse, waartoe we de eerste mogen rekenen, zal nog volop het Amsterdamse stadsdialect spreken, de hogere klasse, waartoe we de laatste mogen rekenen, zal dat nog een beetje doen. Dezelfde gelaagdheid zie je in steden als Leiden, Den Haag en Utrecht.

Om daarachter te komen gingen we die mensen thuis interviewen. Met een cassetterecorder namen we hun spraak op. Het interview bestond uit tests en vrij gesprek. In buurten als De Pijp of de Jordaan in huizen driehoog-achter woonden de mensen die tot de lagere klasse behoorden. In 1973 woonden veel mensen uit die klasse ook in de Bijlmermeer, maar in 1993 waren de meeste Amsterdammers uit die buurt verhuisd naar Purmerend. Dat betekende veel extra reizen met de cassetterecorder.* De hogere klasse vond je onder andere in de straten rond het Vondelpark, in de Vossiusstraat die daarlangs loopt, waar Annie M.G. Schmidt gewoond heeft. Dat waren huizen met hele grote woonkamers, herinner ik me nog, met wel drie bankstellen, voor, achter en in het midden. Je keek je ogen uit.


De mensen van het P.J. Meertensinstituut figureren in de zevendelige roman Het bureau van J.J. Voskuil. Dédé Brouwer komt er ook heel even in voor als zij met twee andere dames in de kamer van Jan Berns, in het boek Huub Pastoors, een bespreking heeft.


* Dat was nog een hele zware, een Uher.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten